VERSCHIL BEVRIJDENDE EN VERKRIJGENDE VERJARING
Het verschil tussen bevrijdende en verkrijgende verjaring is dat men voor een beroep op bevrijdende verjaring niet te goeder trouw hoeft te zijn. De termijn van bezit (een eis voor beide verjaringsvormen) die dan geldt is dan echter 20 in in plaats van 10 jaar (bij onroerende zaken/registergoederen).
KWADER TROUW? VERJARINGSTERMIJN DAN 20 JAAR
Door middel van bevrijdende verjaring kunnen er zowel zakelijke rechten, zoals erfdienstbaarheden, opstalrechten en theoretisch ook erfpachtrechten evenals eigendom van een strook grond verkregen worden, mits maar aan de vereisten van bezit voldaan is. Dus ook als men ’te kwader trouw’ was.
Dus bij ‘landjepik’ kan hier een beroep op gedaan worden door de partij of diens rechtsopvolger, die het perceel of een zakelijk recht op het moment gelegen na 20 jaar bezitsverlies van de kadastrale rechthebbende in zijn heeft. De termijn van 20 jaar hoeft niet alleen door de partij die zich op de verjaring beroept volgemaakt zijn, maar een beroep op het bezit dat de ‘rechtsvoorganger’ reeds uitoefende, is ook mogelijk.
IN UITZONDERINGSSITUATIES ZELFS LANGERE VERJARINGSTERMIJN
In sommige gevallen geldt effectief een langere verjaringstermijn dan 20 jaar. De Hoge Raad heeft namelijk op 24 februari 2017 een belangrijk arrest (ECLI:NL:HR:2017:309) gewezen, waardoor de verjaringstermijn bij bevrijdende verjaring in sommige gevallen in de praktijk 25 of zelfs 40 jaar is geworden.
Deze uitzondering geldt eigenlijk alleen als de eerste landje-pikker de partij is die zich op bevrijdende verjaring beroept.