WIJZIGING DOOR DE RECHTER
Ingevolge artikel 5:97 lid 1 BW kan de rechter op vordering van zowel de grondeigenaar als de erfpachter het erfpachtrecht wijzigen. De rechter komt er uiteraard alleen maar aan te pas als partijen geen overeenstemming over aanpassing kunnen bereiken. Partijen kunnen immers, als ze het eens zijn, altijd het erfpachtrecht via de notaris laten aanpassen.
Bij wijziging door de rechter moeten er dan wel eerst minimaal 25 jaar na het vestigen van dat erfpachtrecht zijn verstreken. Er moet ook sprake zijn van onvoorziene omstandigheden, die van dien aard zijn, dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de grondeigenaar en/of erfpachter niet kan worden gevergd.
VOORWAARDEN AAN DE WIJZIGING MOGELIJK
De rechter kan aan opheffing ex artikel 5:97 lid 2 BW ook voorwaarden verbinden. Dat zullen meestal financiële voorwaarden zijn, maar er kan bijvoorbeeld ook bepaald worden dat de erfpachter een stukje grond of een opstal elders van de grondeigenaar moet krijgen. Maatwerk is hier mogelijk.